Le chat doit être revacciné pour tous les composants un an après le premier schéma de vaccination, puis tous les ans pour la rhinotrachéite, la calicivirose et la chlamydiose et tous les trois ans pour la panleucopénie.
De kat dient een jaar na de eerste vaccinatiekuur opnieuw voor alle componenten te worden gevaccineerd, en daarna elk jaar voor rhinotracheïtis, calicivirosis en chlamydiosis, en elke drie jaar voor panleukopenie.