Vertaling van "tableau 12 taux " (Frans → Nederlands) :

Tableau 12 Taux de réponse virologique prolongée (n a,b (%)) chez les enfants et adolescents non préalablement traités en fonction du génotype et de la durée de traitement – Tous sujets n = 107 24 semaines 48 semaines Tous génotypes 26/27 (96 %) 44/80 (55 %) Génotype 1 - 38/72 (53 %) Génotype 2 14/15 (93 %) - Génotype 3 c 12/12 (100 %) 2/3 (67 %) Génotype 4 - 4/5 (80 %)
c: Patiënten met genotype 3 en een lage virale belasting (< 600.000 IE/ml) werden gedurende 24 weken behandeld, terwijl patiënten met genotype 3 en een hoge virale belasting (≥ 600.000 IE/ml) gedurende 48 weken werden behandeld.

Tableau 12 Taux de réponse virologique prolongée lors d’un retraitement après échec à un précédent traitement
Tabel 12 Responsratio’s bij herbehandeling van patiënten die niet reageerden op eerdere behandeling

Tableau 12 Taux de réponse virologique prolongée (na,b (%)) chez des enfants et des adolescents n’ayant reçu aucun traitement préalable, par génotype et durée de traitement – Tous les sujets : n = 107 24 48 semaines
Tabel 12 Percentage aanhoudende virologische respons (na,b (%)) bij kinderen en adolescenten die nog geen behandeling hadden gekregen, volgens het genotype en de duur van de behandeling - alle patiënten n = 107 24 weken 48 weken Alle 26/27 44/80 (55%) genotypes (96%) Genotype 1 - 38/72 (53%) Genotype 2 14/15

Tableau 10 : Taux de RVS en fonction du stade de la fibrose hépatique à l’inclusion : étude 111 Patients ayant un taux d’ARN du VHC indétectable (cible non détectée) aux semaines 4 et 12 T12/PR Sous-groupe T12/PR24 T12/PR48 Tous les patients a Aucune fibrose, fibrose légère ou 96% (119/124) 91% (115/127) 77% (302/391) fibrose portale Fibrose sévère/fibrose en pont 95% (19/20) 86% (18/21) 74% (65/88) Cirrhose 61% (11/18) 92% (11/12) 51% (31/61)
Patiënten met ondetecteerbaar HCV-RNA (doel niet gedetecteerd) in week 4 en week 12 T12/PR Subgroep T12/PR24 T12/PR48 Alle patiënten a Geen fibrose, minimale fibrose, 96% (119/124) 91% (115/127) 77% (302/391) of portale fibrose Fibrose met brugvorming 95% (19/20) 86% (18/21) 74% (65/88) Cirrose 61% (11/18) 92% (11/12) 51% (31/61)

Tableau 11 Taux de réponse au retraitement après échec d’un traitement précédent Patients présentant des taux indétectables d’ARN-VHC à la semaine 12 du traitement et une RVP après retraitement interféron peginterféron alpha/ribavirine Population générale*
Tabel 11 Percentage respons bij een nieuwe behandeling na mislukken van een vorige behandeling Patiënten met een onmeetbaar lage HCV-RNA-spiegel na 12 weken en SVR bij een nieuwe behandeling interferon peginterferon alfa/ribavirine Totale populatie*

Tableau 12 : Taux de réponse : étude C216 T12/PR48 Résultat du traitement % (n/N) RVS Rechuteurs à un précédent traitement a 84% (122/145)
Voormalige partiële responders a 61% (30/49) (46%, 75%) b 15% (4/27) (4%, 34%) b

Tableau 13 :Taux de RVS en fonction du stade de la fibrose hépatique à l’inclusion : étude C216 Stade de fibrose hépatique T12/PR Pbo/PR48 Rechuteurs à un précédent traitement Aucune fibrose, fibrose légère ou fibrose portale 84% (68/81) 32% (12/38)
Tabel 13: SVR-percentages naar graad van leverfibrose bij aanvang: Studie C216 Graad van leverfibrose T12/PR Pbo/PR48 Patiënten met een recidief na een eerdere behandeling Geen of minimale fibrose of portale fibrose 84% (68/81) 32% (12/38)

‘Itinéraires cliniques’ (17 %), ‘taux de turn-over du personnel’ (12 %), ‘taux d’hospitalisation de jour’ (11 %) et ‘utilisation de la capacité d’hospitalisation’ (9 %) sont les quatre indicateurs les plus fréquemment cités (voir tableau 3).
De vier indicatoren die het frequentst werden gekozen, zijn: ‘klinische paden’ (17 %), ‘personeelsverloop’ (12 %), ‘percentage daghospitalisatie’ (11 %) en ‘gebruik van hospitalisatiecapaciteit’ (9 %) (zie tabel 3).

Le meilleur taux de RCyC à 12 mois (les patients ayant atteint une RCyC à 12 mois ou plus tôt étaient considérés répondeurs) était significativement plus élevé dans les deux bras nilotinib à 300 mg et nilotinib à 400 mg deux fois par jour que dans le bras imatinib à 400 mg une fois par jour, voir tableau.
Het beste CcyR-percentage op 12 maanden (inclusief patiënten die CCyR bereikten op of voor het 12-maands tijdstip als responders) was statistisch hoger voor zowel nilotinib 300 mg als 400 mg tweemaal daags vergeleken met imatinib 400 mg eenmaal daags, zie Tabel.

Tableau 2: Analyse du taux d’exacerbation après 12 mois de traitement
Tabel 2: Analyse van exacerbatiefrequenties na 12 maanden behandeling