Vooraleer voor het overige
uitspraak te doen, werd aan het Grondwettelijke Hof een prejudiciële vraag gesteld met betrekking tot de bestaanbaarheid met artikelen 10 en 11 van de Grondwet van de bepalingen artikel 191, 1ste lid, 15°, 15°quater en 15°quinquies van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, me
t betrekking tot de heffingen voor de jaren 2002 en 2003, in de mate met betrekking tot de erin geregelde heffing, aanvullende heffing en
bijkomende ...[+++] heffing, geen onderscheid werd gemaakt tussen farmaceutische ondernemingen naargelang zij generische geneesmiddelen dan wel merkgeneesmiddelen of referentiespecialiteiten op de markt brengen.Vooraleer voor het overige
uitspraak te doen, werd aan het Grondwettelijke Hof een prejudiciële vraag gesteld met betrekking tot de bestaanbaarheid met artikelen 10 en 11 van de Grondwet van de bepalingen artikel 191, 1 ste lid, 15°, 15°quater en 15°quinquies van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, me
t betrekking tot de heffingen voor de jaren 2002 en 2003, in de mate met betrekking tot de erin geregelde heffing, aanvullende heffing en
bijkomende ...[+++] heffing, geen onderscheid werd gemaakt tussen farmaceutische ondernemingen naargelang zij generische geneesmiddelen dan wel merkgeneesmiddelen of referentiespecialiteiten op de markt brengen.