Traduction de «épaississement de la plèvre » (Français → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

épaississement de la plèvre
verdikking van pleura

Epaississement de l'épiderme
epidermisverdikking

Autres formes précisées d'épaississement de l'épiderme
overige gespecificeerde vormen van epidermisverdikking

Autres épaississements de l'épiderme
overige epidermisverdikking

épaississement pleural fibreux pachypleurite
pleuraverdikking | pleuraplaque

pleurésie | inflammation de la plèvre
pleuritis | borstvliesontsteking

tumeur maligne de la plèvre
maligne neoplasma van pleura

lyse d'adhérences de la plèvre
adhesiolyse van pleura

fibrose de la plèvre
fibrose van pleura

plèvre
pleuraal membraan

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Une enquête épidémiologique chez l’homme n’a montré à ce jour qu’une augmentation des plaques pleurales (épaississement de la plèvre).
Epidemiologisch onderzoek bij de mens toonde tot nog toe enkel een toename van pleurale plaques (verdikkingen van het longvlies).

2. les plaques pleurales : elles se placent sur la plèvre (située entre la paroi thoracique et les poumons) et provoquent un épaississement du côté des côtes mais n’endommagement pas les fonctions respiratoires du poumon.
2. pleurale plaques: fibreuze verdikkingen van het borstvlies (tussen de borstwand en de longen) die kunnen verkalken.

Codes ICD 9 140 Lèvre 141 Langue 142 Glandes salivaires 143 Plancher de la bouche 144 Cavité buccale 145 Oropharynx 146 Rhinopharynx 147 Hypopharynx 148 Pharynx S.A.I. * 150 Oesophage 151 Estomac 152 Intestin grêle 153 Colon 154 Rectum 155 Foie (localisation primitive) - vésicule biliaire - voies billaires 156 Foie (métastases) 157 Pancréas 158 Tissu retropéritonéal - Péritoine 159 Appareil digestif S.A.I. * 160 Nez - sinus - oreille (interne et moyenne) 161 Larynx 162 Poumon - trachée - bronches - plèvre 163 Poumon - S.A.I. * tumeur primitive ou métastase 164 Médiastin 165 Poumon - trachée - bronches - plèvre (métastases) 170 Sein 171 Col utérin 172 Corps untérin 173 Autres parties de l'utérus 174 UterusS.A.I. * 175 Ovaire - trompe - ligament large 176 Autres organes génitaux féminins 177 Prostate 178 Testicules 179 Autres organes génitaux masculins 180 Rein - uretère 181 Vessie - urètre 190 Peau : mélanome 191 Peau : autres tumeurs de la peau 192 Oeil 193 Système nerveux 194 Thyroïde 195 Autres glandes endocrines 196 Os 197 Tissu conjonctif 198 Métastases ganglionaires 199 Localisations autres ou inconnues 200 Réticulosarcome - Lymphosarcome - Lymphome S.A.I. * 201 Maladie de Hodgkin 202 Autres lymphomes 203 Myelome multiple 204 Leucémies 205 Mycosis fongoïde
140 Lip 141 Tong 142 Speekselklieren 143 Mondbodem 144 Mondholte 145 Orofarynx 146 Nasofarynx 147 Hypofarynx 148 Farynx Z.N.A.* 150 Slokdarm 151 Maag 152 Dunne Darm 153 Dikke Darm 154 Rectum 155 Lever (primaire tumor) - Galblaas - Galwegen 156 Levermetastasen 157 Pancreas 158 Peritoneum - Retroperitoneaalweefsel 159 Spijsverteringsstelsel Z.N.A.* 160 Neus - Sinus - Oor (midden- en binnenoor) 161 Larynx 162 Long - Trachea - Bronchus - Pleura 163 Long - Z.N.A.* primaire tumor of metastasen 164 Mediastinum 165 Long - Trachea - Bronchus - Pleura (metastasen) 170 Borst 171 Baarmoederhals 172 Baarmoederlichaam 173 Andere delen van de uterus 174 Uterus Z.N.A.* 175 Ovarium - Tuba - Ligamentum latum 176 Andere vrouwelijke geslachtsorganen 177 Prostaat 178 Zaadbal 179 Andere mannelijke geslachtsorganen 180 Nier - Ureter 181 Blaas - Urethra 190 Huid: melanoma 191 Huid: andere huidtumoren 192 Oog 193 Zenuwstelsel 194 Schildklier 195 Andere endocriene klieren 196 Beenderen 197 Bindweefsel 198 Metastasen t.h.v. lymfeknopen 199 Andere of niet gekende localisaties 200 Reticulosarcoma - Lymfosarcoma - Lymfoom Z.N.A.* 201 Ziekte van Hodgkin 202 Andere vormen van lymfoom 203 Multipel myeloom 204 Leukemie 205 Mycosis fungoïdes

C’est au cours des années soixante, que les premières études sur animaux, utilisant la voie inhalatoire ou l’injection intracavitaire (intrapleurale ou intrapéritonéale) avec des fibres d’amiante démontrèrent les risques de voir apparaître des tumeurs dans le poumon ou la plèvre, la tumorigenèse étant souvent précédée de manifestations de fibrose pulmonaire.
In de jaren 60 bewezen de eerste dierproeven, die gebruik maakten van de ademwegen of intracavitaire injectie (intrapleuraal of intraperitoneaal) met asbestvezels, dat er een risico was dat in de longen of pleura een tumor zou ontstaan.

Bien que la mission des experts de l’Agence Internationale de Recherche sur le Cancer (IARC) soit ciblée sur la détermination du caractère cancérigène des substances évaluées, on note que chez le rat, la fibrose pulmonaire est très fréquente, tandis que chez le hamster, le dépôt de collagène, élément de la fibrose, concerne plutôt la plèvre.
Ofschoon de experts van het International Agency for Research on Cancer (IARC) zich bezig houden met het bepalen of de geteste stoffen kankerverwekkend zijn, stelt men bij ratten vast dat longfibrose zeer frequent voorkomt, terwijl bij hamsters de afzetting van collageen, een kenmerk van fibrose, eerder de pleura betreft.

3. le mésothéliome : c’est une tumeur maligne qui envahit la plèvre et réduit le volume du poumon.
3. mesothelioom: een kwaadaardige tumor aan het borstvlies, waardoor het volume van de long vermindert.

Dans les années 60 déjà, les premiers essais sur les animaux, par inhalation ou par injection directe dans la cavité abdominale, ont montré qu’il existait un danger de développement d’un cancer des poumons ou de la plèvre.
Reeds in de jaren ’60 bewezen de eerste dierproeven, die gebruik maakten van inhalatie of rechtstreekse injectie in de buikholte, dat er een gevaar bestond voor het ontwikkelen van kanker van de longen of de longvliezen.

L’exposition de hamsters à 215 fibres/cm³ a entraîné une augmentation des mésothéliomes (tumeurs de la plèvre).
Blootstelling aan 215 vezels/cm³ bij hamsters leverde een toename van mesotheliomen (tumoren longvlies).

Epaississement fibreux focal important des feuillets.
Aanzienlijke focale fibreuze verdikking van de blaadjes.

L’annexe I du règlement sur les additifs donne actuellement une définition des catégories suivantes : édulcorants, colorants, conservateurs, antioxygènes, supports, acidifiants, correcteurs d'acidité, anti-agglomérants, antimoussants, agents de charge, émulsifiants, sels de fonte, affermissants, exhausteurs de goût, agents moussants, gélifiants, agents d'enrobage, humectants, amidons modifiés, gaz d'emballage, propulseurs, poudres à lever, séquestrants, stabilisants, épaississants, agents de traitement de la farine, amplificateurs de contraste. La même terminologie est utilisée dans la liste des ingrédients figurant sur l'étiquette des denrées alimentaires.
Momenteel zijn de volgende categorieën van additieven gedefinieerd in bijlage I van de verordening: zoetstoffen, kleurstoffen, conserveermiddelen, antioxidanten, draagstoffen, voedingszuren, zuurteregelaars, antiklontermiddelen, antischuimmiddelen, vulstoffen, emulgatoren, smeltzouten, verstevigingsmiddelen, smaakversterkers, schuimmiddelen, geleermiddelen, glansmiddelen, bevochtigingsmiddelen, gemodificeerde zetmelen, verpakkingsgassen, drijfgassen, rijsmiddelen, complexvormers, stabilisatoren, verdikkingsmiddelen, meelverbeteraars, contrastverhogers.