c) 60 % des coûts admissibles pour des actions visées au paragraphe 2, point a), sauf pour les États membres dont le revenu national brut par habitant est inférieur à 90 % de la moyenne de l’Union, qui peuvent bénéficier d’une participation financière jusqu’à concurrence de 80 % des coûts admissibles.
c) 60% van de subsidiabele kosten voor acties bedoeld in lid 2, onder a), behalve voor lidstaten met een bruto nationaal inkomen per inwoner van minder dan 90% van het gemiddelde van de Unie, die een financiële bijdrage van maximaal 80% van de subsidiabele kosten ontvangen.