56. rappelle que, conformément aux critères de Copenhague, les pays candidats ne peuvent pas non plus privilégier de manière arbitraire leurs entreprises, et devraient mettre à profit les dispositions transitoires afin de réformer le statut de ces entreprises, de reconstruire des services d'intérêt général efficaces et équitables, et d'acquérir la capacité de faire face à la pression concurrentielle générale;
56. herinnert eraan dat ook de kandidaat-lidstaten overeenkomstig de criteria van Kopenhagen hun bedrijven niet willekeurig mogen bevoordelen en gebruik zouden moeten maken van de overgangsregelingen om het statuut van deze bedrijven te hervormen en doeltreffende en rechtvaardige diensten van algemeen belang op te bouwen die zich zodanig moeten ontwikkelen dat zij opgewassen zijn tegen de algemene concurrentiedruk;