(2)Conformément à l’annexe III du règlement susmentionné, la viande, autre que les abats, des ongulés domestiques doit être immédiatement réfrigérée après l’inspection post mortem pour atteindre une température à cœur ne dépassant pas 7 °C, selon une courbe assurant une diminution continue de la température, sauf dispositions contraires.
(2)In overeenstemming met bijlage III bij die verordening moet vlees, met uitzondering van slachtafvallen, van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren onmiddellijk na de postmortemkeuring via een continue daling van de temperatuur worden gekoeld tot een kerntemperatuur van ten hoogste 7 °C, tenzij in andere specifieke bepalingen in een andere regeling wordt voorzien.