L'exception à la libre circulation des biens pour des raisons de bonnes mœurs (art. 30 du traité CE) ne se justifie en effet que si l'on respecte le principe de non-discrimination entre les biens nationaux et les autres biens de l'UE (Affaire 121/85, Conegate Ltd. contre Commissioners of Customs and Excise, 1986 ECR 1007, 1986-1 CMLR 739) (1) .
De uitzondering van goede zeden op het vrij verkeer van goederen (art. 30 EG-verdrag) is immers enkel gerechtvaardigd indien men het principe van non-discriminatie tussen nationale goederen en andere EU-goederen respecteert (Case 121/85, Conegate Ltd. vs. Commissioners of Customs and Excise, 1986 ECR 1007, 1986-1 CMLR 739) (1) .