3° Enseignement primaire : a) le diplôme d'enseignement religieux protestant du degré inférieur; b) le diplôme d'instituteur primaire; c) le diplôme d'institutrice gardienne complété par le certificat de compétence pour l'enseignement primaire, délivré par le chef du culte; d) le diplôme de fin d'études secondaires du degré supérieur complété par le certificat de compétence délivré par le chef du culte; e) le certificat de compétence pour l'enseignement primaire, délivré par le chef du culte ; f) un des titres cités au 1°, a), b), c), d), e) et f) et au 2°, a) b), c), d) et e).
3° Lager onderwijs : a) het diploma protestants godsdienstonderwijs van de lagere graad; b) het diploma onderwijzer lager onderwijs; c) het diploma onder
wijzeres kleuteronderwijs, aangevuld met het competentiegetuigschrift voor het lager onderwijs, uitgereikt door het hoofd van de eredienst; d) het diploma dat door het hoofd van de eredienst wordt uitgereikt op het einde van het secundair onderwijs van de hogere graad, aangevuld met het competentiegetuigschrift; e) het competentiegetuigschrift voor het lager onderwijs, uitgereikt door het hoofd van de eredienst; f) één van de in 1°, a), b), c), d), e) en f) en in 2°, a), b), c) en e
...[+++]) bedoelde bekwaamheidsbewijzen.