13. MET EN ÉVIDENCE la nécessité de la recherche scientifique sur l'apparition et la réapparition de maladies d'origine zoonotique, y compris sur l'origine et la transmission possible des agents des EST, la mise au point de méthodes d'inactivation de ces agents, de procédures de diagnostic clinique et en laboratoire concernant les EST et de mesures visant à identifier les risques de contamination iatrogène et à mettre en place des mesures de protection contre les risques éventuels;
13. WIJST MET NAME OP de noodzaak van wetenschappelijk onderzoek naar nieuwe en nieuw optredende ziekten van zoönotische oorsprong, met inbegrip van de oorsprong en mogelijke overdracht van TSE-agentia, alsmede op de noodzaak van de uitwerking van methoden om TSE-agentia te inactiveren, van procedures voor de klinische en de laboratoriumdiagnose van TSE en van maatregelen tot vaststelling van de risico's van iatrogene overdracht, alsook van het ontwikkelen van beschermende maatregelen tegen de eventuele risico's;