a)le travailleur salarié ou non salarié qui, au moment où il cesse son activité, a atteint l'âge prévu par la législation de cet État membre pour faire valoir ses droits à une pension de vieillesse ou le travailleur qui cesse d'exercer une activité salariée à la suite d'une mise à la retraite anticipée, lorsqu'il y a exercé son activité pendant les douze derniers mois au moins et y réside sans interruption depuis plus de trois ans.
a)de werknemer of zelfstandige die op het tijdstip waarop hij zijn werkzaamheid staakt, de leeftijd heeft bereikt waarop hij volgens de wetgeving van die lidstaat aansprak heeft op een ouderdomspensioen, of de werknemer die zijn bezoldigde werkzaamheid staakt ten gevolge van vervroegde uittreding, mits zij in die lidstaat ten minste gedurende de laatste twaalf maanden werkzaam zijn geweest en er meer dan drie jaar ononderbroken hebben verbleven.