Si l’enrouleur fait partie d’un système de retenue à sangle baudrier, la force de réenroulement doit être comprise entre 0,1 et 0,7 daN lorsqu’elle est mesurée dans des conditions analogues, si ce n’est que, dans le cas d’une ceinture équipée d’un réducteur de tension, la force minimale de réenroulement peut être ramenée à 0,05 daN uniquement lorsque ledit réducteur est en fonction.
Als het oprolmechanisme deel uitmaakt van een bovenste rompriem, mag de voor het oprollen van de riem benodigde kracht niet minder dan 0,1 daN en niet meer dan 0,7 daN bedragen wanneer deze kracht op dezelfde wijze wordt gemeten, behalve voor gordels met een spankrachtbegrenzer; in dit laatste geval mag de voor het oprollen benodigde kracht worden verlaagd tot 0,05 daN, maar alleen wanneer de spankrachtbegrenzer in werking is.