17. rappelle que la politique agricole doit permettre aux petites et moyennes exploitations agricoles, y compris à caractère familial, de percevoir un revenu décent, de produire des denrées alimentaires qui soient suffisantes en termes de quantité et de qualité, à des prix abordables pour les consommateurs, de créer des emplois, de favoriser le développement rural ainsi que d'assurer la protection de l'environnement et le développement durable;
17. wijst erop dat het landbouwbeleid de kleine en middelgrote boeren, ook in familielandbouwbedrijven, in staat moet stellen een fatsoenlijk inkomen te verdienen, levensmiddelen te produceren die aan de kwalitatieve en kwantitatieve eisen voldoen, tegen betaalbare prijzen voor de consument, en dat het gericht moet zijn op het scheppen van werkgelegenheid, het bevorderen van plattelandsontwikkeling en het waarborgen van milieubescherming en duurzaamheid;