2. S'ils exercent la dérogation visée au paragraphe 1, les États membres peuvent décider que le paiement en faveur des pratiques agricoles bénéfiques pour le climat et l'environnement visé au titre III, chapitre 2, lequel, conformément à l'article 33, paragraphe 1, représente 30 % de l'enveloppe nationale, est payable aux agriculteurs en pourcentage de leur paiement de base.
2. De lidstaten die gebruik maken van de in lid 1 bedoelde afwijking, mogen besluiten dat de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken als bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, die overeenkomstig artikel 33, lid 1, 30 % van de nationale middelen vertegenwoordigt, aan landbouwers wordt uitbetaald als een percentage ten opzichte van hun basisbetaling.