8. s'inquiète du fait que plus de vingt États membres ont réduit, en termes relatifs (en pourcentage du PIB), leurs dépenses d
'éducation, mettant ainsi en péril leur potentiel de croissance et leur compétitivité, qui subissent également le déséquilibre entre les besoins de main-d'œuvre et les qualifications effectives des travailleurs; souligne que réduire ces investissements augmentera la faiblesse structurelle
de l'Union, compte tenu du besoin croissant de travailleurs qualifiés, et que dans de nombreux États membres une grande par
...[+++]tie de la population est aujourd'hui faiblement qualifiée; met en garde contre le fait que, d'après Eurostat, près de la moitié de l'ensemble des enfants dont les parents avaient un faible niveau d'éducation étaient exposés au risque de pauvreté dans l'UE-27 en 2011, contre 22 % pour ceux dont les parents avaient un niveau d'éducation intermédiaire et 7 % pour ceux dont les parents avaient un niveau d'éducation élevé, les plus fortes différences étant constatées par Eurostat en Roumanie (78 % d'enfants vivant dans un ménage dont le niveau d'éducation était faible, contre 2 % d'enfants vivant dans un ménage dont le niveau d'éducation était élevé), en République tchèque (76 % et 5 %), en Slovaquie (77 % et 7 %), en Bulgarie (71 % et 2 %) et en Hongrie (68 % et 3 %); 8. constateert met bezorgdheid dat meer dan 20 lidstaten hun onderwijsuitgaven in relatieve termen (als percentage van het bbp) h
ebben verlaagd, waardoor hun groei en hun concurrentiepositie in gevaar komen, mede door de discrepantie tussen de vraag op de
arbeidsmarkt en de feitelijke kwalificaties van de beroepsbevolking; wijst erop dat het verlagen van deze investeringen de EU structureel nog verder zal verzwakken, gezien de discrepantie tussen de toenemende behoefte aan hoogopgeleide werknemers en het feit dat een groot deel van d
...[+++]e beroepsbevolking in veel lidstaten momenteel uit laagopgeleiden bestaat; waarschuwt dat volgens Eurostat in 2011 bijna de helft van de kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau in de EU-27 met armoede werd bedreigd, versus 22% van de kinderen van ouders met een gemiddeld opleidingsniveau en 7% van de ouders met een hoger opleidingsniveau, waarbij Eurostat de grootste verschillen vond in Roemenië (78% van de kinderen uit een huishouden met een laag opleidingsniveau versus 2% van de kinderen uit een huishouden met een hoog opleidingsniveau), de Tsjechische Republiek (76% en 5%), Slowakije (77% en 7%), Bulgarije (71% en 2%) en Hongarije (68% en 3%);