1. Par dérogation à l'article 10, point b), les États membres peuvent autoriser les mouvements non commerciaux, à destination de leur territoire, d'animaux de compagnie âgés de moins de trois mois non vaccinés contre la rage et provenant de territoires ou de pays tiers visés dans les actes d'exécution adoptés en vertu de l'article 13, sous réserve que ces animaux soient accompagnés de leur document d'identification dûment complété et délivré conformément à l'article 24, et:
1. In afwijking van artikel 10, onder b), mogen de lidstaten het niet-commerciële verkeer uit in de overeenkomstig artikel 13 vastgestelde uitvoeringshandelingen vermelde derde landen of gebieden naar hun grondgebied toestaan voor gezelschapsdieren die minder dan drie maanden oud zijn en niet tegen rabiës zijn gevaccineerd, mits zij vergezeld gaan van hun naar behoren ingevuld en overeenkomstig artikel 24 afgegeven identificatiedocument en: