« Lorsque, dans l'hypothèse visée à l'article 53bis, la fraction qui y est prévue est égale à l'unité, la pension de survie est égale à 60 p.c. du montant le plus élevé obtenu en multipliant, pour chacune des années de la carrière du conjoint décédé qui sont susceptibles d'ouvrir le droit à la pension de retraite de travailleur indépendant, précédant le décès et qui sont postérieures à 2002, les revenus professionnels et les revenus fictifs, au sens de l'article 5 de l'arrêté royal du 30 janvier 1997, par les coefficients visés à l'article 6, § 2, 3°, du même arrêté qui s'y rapportent».
« Wanneer, in de veronderstelling beoogd in artikel 53bis, de daarin bedoelde breuk gelijk is aan de eenheid, is het overlevingspensioen gelijk aan 60 pct. van het hoogste bedrag dat bekomen wordt door, voor elk der jaren van de loopbaan van de overleden echtgenoot die het recht op rustpensioen als zelfstandige kunnen openen, die het overlijden voorafgaan en gelegen zijn na 2002, de bedrijfsinkomsten en de fictieve inkomsten, in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997, te vermenigvuldigen met de coëfficiënten bedoeld in artikel 6, § 2, 3°, van hetzelfde besluit die erop betrekking hebben».