19. souligne qu'il appartient aux régulateurs et aux autorités compétentes des États membres d'examiner attentivement les activités conduites ces derniers mois par les établissements bancaires et les banquiers, ainsi que d'établir si des comportements répréhensibles, voire délictueux, ont éventuellement contribué à l'apparition de la grave crise bancaire et de vérifier que l'intervention publique et les décisions de politique monétaire, en termes de taux d'intérêt, ont été en mesure de mettre fin à l'assèchement du crédit;
19. wijst erop dat regelgevers en bevoegde autoriteiten van de lidstaten de activiteiten van banken en bankiers in de laatste maanden grondig onder de loep moeten nemen en ook moeten vaststellen of laakbaar of zelfs crimineel gedrag tot de collaps van de banken zou kunnen hebben bijgedragen en waarborgen dat het overheidsingrijpen en monetaire beleidsmaatregelen, in de zin van rentepercentages, geëigend zijn geweest om de kredietschaarste te verhelpen;
