En effet, elle prévoit qu'un délinquant primaire condamné à une peine privative de liberté de 3 ans ou moins (art 25 § 1 ) ainsi qu'à une peine privative de liberté de 3 ans ou plus (art 25 § 2, a)) est admissible à la libération conditionnelle après avoir subi 1/3 de sa peine tandis que le condamné à une peine privative de liberté de 3 ans ou plus en état de récidive légale ne l'est qu'après en avoir subi 2/3 (art 25 § 2, b).
De wet bepaalt immers dat iemand die voor het eerst is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 3 jaar of minder (art. 25, § 1) alsook tot een vrijheidsstraf van 3 jaar of meer (art 25, § 2, a)) voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld voorzover de veroordeelde een derde van zijn straf heeft ondergaan, terwijl iemand in staat van wettelijke herhaling die is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 3 jaar of meer pas in vrijheid kan worden gesteld nadat hij twee derden van zijn straf heeft ondergaan (art. 25, § 2, b)).