L'application de la Convention de Luxembourg de 1980 ayant montré que peu de praticiens avaient une connaissance approfondie des mécanismes de mise en oeuvre de celle-ci, les articles 2 et 3 de la loi d'approbation ne figurant, par ailleurs, pas dans tous les Codes, le Gouvernement a estimé qu'il serait préférable, pour des raisons tenant à une meilleure lisibilité des textes et donc au renforcement de la sécurité juridique en la matière, d'introduire dans le Code judiciaire, Livre IV, Quatrième Partie, un Chapitre XIIbis intitulé « Des demandes relatives à la protection des droits de garde et de visite transfrontières ».
Omdat de toepassing van het Verdrag van Luxemburg van 1980 heeft aangetoond dat weinig mensen uit de praktijk een grondige kennis van de uitvoeringsmechanismen ervan hebben en de artikelen 2 en 3 van de goedkeuringswet niet in alle Wetboeken voorkomen, heeft de Regering, teneinde de leesbaarheid van de tekst te verbeteren en bijgevolg de rechtszekerheid ter zake te verhogen, het wenselijk geacht in het Gerechtelijk Wetboek, Boek IV, Deel IV, een hoofdstuk XIIbis in te voegen met als opschrift « Verzoeken betreffende de bescherming van het grensoverschrijdend hoede- en bezoekrecht ».