« Art. 5. Lorsqu'il est procédé à la mise à la chaîne d'un bateau de pêche conformément aux dispositions de la présente loi, le bateau de pêche est immédiatement relâché en échange du dépôt par le propriétaire ou la personne agissant pour son compte, d'une caution ou d'une garantie accordée par une banque établie en Belgique correspondant à un montant fixé par l'agent verbalisant et qui ne peut pas être supérieur à une cinquième du montant maximum de l'amende prévue par la présente loi, augmenté des décimes additionnels.
« Art. 5. Wanneer een vissersvaartuig in overeenstemming met de beschikkingen van deze wet aan de ketting is gelegd, wordt het vissersvaartuig onmiddellijk vrijgegeven in ruil voor het stellen door de eigenaar of de persoon die voor diens rekening handelt, van een borgsom of een bankgarantie geboden door een in België gevestigde bank overeenkomende met een bedrag dat vastgesteld wordt door de verbalisant en niet meer mag belopen dan de in deze wet vastgestelde maximumgeldboete, verhoogd met de opdeciemen.