S'il est constaté que l'élève ou l'étudiant n'appartient pas à une des catégories d'unité de vie, visées aux § 1, l'élève ou l'étudiant est considéré comme une personne appartenant à la catégorie d'unité de vie, visée au § 1, 1° ou 2°, tout en se basant, le cas échéant, sur la dernière résidence principale de l'élève ou de l'étudiant chez un parent dont la filiation est établie ou chez une autre personne physique, visée au § 1, 2°.
Als wordt vastgesteld dat de leerling of student niet behoort tot een van de categorieën van leefeenheden, vermeld in § 1, wordt de leerling of student beschouwd als een persoon die behoort tot de categorie van leefeenheid, vermeld in § 1, 1° of 2°, waarbij desgevallend wordt uitgegaan van de laatste hoofdverblijfplaats van de student of leerling bij een ouder van wie zijn afstamming vaststaat of bij een andere natuurlijke persoon, als vermeld in § 1, 2°.