CHAPITRE 5. - Conséquences juridiques d'une protection Section 1 . - Prescriptions générales de préservation et d'entretien Art. 8. Le propriétaire et l'utilisateur d'un objet de patrimoine nautique protégé à titre provisoire ou définitif sont tenus d'en assurer la préservation et l'entretien, conformément à l'article 8, § 1 , alinéa premier, du décret du 29 mars 2002 en : 1° contractant une assurance adéquate ; 2° assurant un quai d'amarrage sûr et accessible ; 3° assumant la mise sous abri pendant l'hiver ou la mise en cale sèche temporaire si, vu la nature
et la typologie du bateau, ces mesures s'avèrent nécessaires à une préserva
...[+++]tion appropriée à long terme ; 4° protégeant le patrimoine nautique contre une infiltration d'eau anormale et structurelle ; 5° préservant et entretenant les couches protectrices et de finition de la coque, des ponts et de la superstructure ; 6° préservant et entretenant les moteurs, la propulsion, les manoeuvres dormantes et courantes, les installations, l'équipement technique, l'aménagement et les finitions représentant des valeurs patrimoniales et, le cas échéant, en en assurant l'opération ; 7° prenant des mesures adéquates en cas de dommages occasionnés par des calamités.HOOFDSTUK 5. - Rechtsgevolgen van een bescherming Afdeling 1. - Algemene voorschriften voor instandhouding en onderhoud Art. 8. De eigenaar en de gebruiker van voorlopig of definitief beschermd varend erfgoed zijn verplicht de instandhouding en het onderhoud van het varend erfgoed te verzekeren, overeenkomstig artikel 8, § 1, eerste lid van het decreet van 29 maart 2002, door : 1° een passende verzekering af te sluiten; 2° in te staan voor een veilige en bereikbare ligplaats; 3° in te staan voor een winterberging of tijdelijke droog
zetting als dat door de aard en de typologie van het vaartuig noodzakelijk is voor een degelijke insta
...[+++]ndhouding op lange termijn; 4° het varend erfgoed te vrijwaren van abnormale en structurele waterinfiltratie; 5° de beschermings- en afwerkingslagen van de romp, de dekken en de opbouw in stand te houden en te onderhouden; 6° de motoren, de aandrijving, het staand en lopend want, de installaties, de technische uitrusting, de inrichting en de afwerkingen met erfgoedwaarde in stand te houden, te onderhouden en, in voorkomend geval, operationeel te houden; 7° gepaste maatregelen te nemen bij schade ten gevolge van calamiteiten.