Il est donc clair que si les établissements de crédit et les sociétés de bourse accueillent, dans le cadre des déclarations, des capitaux d'une autre origine délictuelle qu'une « simple » fraude fiscale, bien qu'ils en connaissent ou dussent en connaître l'origine, ils se rendent en principe coupables du délit de recel élargi au sens de l'article 505, alinéa premier, 2º, du Code pénal.
Het is dus duidelijk dat indien de kredietinstellingen en beursvennootschappen, in het kader van de aangiftes, gelden van een andere delictuele oorsprong dan een « gewone » fiscale fraude ontvangen, ofschoon zij de oorsprong ervan kennen of moesten kennen, zij zich in beginsel schuldig maken aan het misdrijf van verruimde heling in de zin van artikel 505, eerste lid, 2º van het Strafwetboek.