Dans l'avis 31.171/4 et 31.172/4, donné le 16 mars 2001, sur un avantprojet de loi « réformant la procédure d'asile » et un avant-projet de loi « complétant la réforme de la procédure d'asile et modifiant les lois coordonnées sur le Conseil d'État », la section de législation du Conseil d'État a critiqué le fait qu'une juridiction pourrait être « composée essentiellement d'assesseurs temporaires, que la brièveté du mandat, dont il n'est pas exclu qu'il soit renouvelable, rendrait dépendant du pouvoir exécutif » (9) .
In advies 31.171/4 en 31.172/4, dat op 16 maart 2001 is gegeven over een voorontwerp van wet « tot hervorming van de asielprocedure » en over een voorontwerp van wet « ter aanvulling van de hervorming van de asielprocedure en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State », heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State kritiek geuit op het feit dat een rechtscollege « hoofdzakelijk (zou kunnen bestaan) uit tijdelijke assessoren die, door hun korte ambtstermijn, waarvan niet is uitgesloten dat hij wordt verlengd, afhankelijk zouden zijn van de uitvoerende macht » (9) .