En raison du principe de base, mentionné en B.3.1, selon lequel, en règle, une pension ne peut être cumulée avec les revenus du travail, le législateur a pu raisonnablement considérer que les personnes mises à la retraite d'office, qui bénéficient d'un régime dérogatoire leur permettant de compléter leur carrière après leur mise à la pension, ne puissent comptabiliser les années de carrière durant lesquelles elles ont perçu, simultanément, une pension et des revenus professionnels pour atteindre les 42 années de carrière requises pour bénéficier du cumul illimité de la pension avec des revenus professionnels.
Wegens het in B.3.1 vermelde basisbeginsel volgens hetwelk een pensioen in de regel niet met beroepsinkomsten kan worden gecumuleerd, vermocht de wetgever redelijkerwijs te oordelen dat de ambtshalve op rust gestelde personen, die een afwijkende regeling genieten waardoor zij hun loopbaan na hun pensionering kunnen vervolledigen, de loopbaanjaren tijdens welke zij gelijktijdig een pensioen en beroepsinkomsten hebben gekregen, niet kunnen laten meetellen om de 42 loopbaanjaren te bereiken die zijn vereist om de onbeperkte cumulatie van het pensioen met beroepsinkomsten te genieten.