Art. 5. Si, par suite de la baisse des valeurs déposées, la valeur du cautionnement subit une diminution de plus de 20 pour cent, les établissements de crédit, les entreprises d'assurances ou les sociétés visées à l'article 1, 3° doivent fournir immédiatement un cautionnement supplémentaire couvrant la baisse de valeur constatée.
Art. 5. Indien, als gevolg van een daling van de neergelegde waarden, de waarde van de borgtocht vermindert met meer dan 20 percent, dienen de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen of de vennootschappen vermeld in artikel 1, 3° onmiddellijk een bijkomende borgtocht te verstekken tot beloop van de vastgestelde waardevermindering.