J'ai moi-même souligné, dans une note au bas d'un arrêt de la Cour d'appel d'Anvers, le 20 octobre 1978, R.W. 1979-1980, 2251, et en particulier, 2253 à 2256, que l'obligation d'élire un domicile est imposée pour éviter tout retard, d'une part, dans l'instruction et, d'autre part, dans la signification des actes pendant l'examen de l'affaire en question devant le tribunal.
In een noot onder een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen (20 oktober 1978, R.W. 1979-1980, 2251 en in het bijzonder 2253 tot 2256) had ik zelf onderstreept dat de finaliteit van de verplichting van keuze van woonplaats enerzijds is het gerechtelijke onderzoek niet te vertragen en anderzijds om bij de behandeling voor de rechtbank geen vertraging bij betekening van akten op te lopen.