Le Gouvernement et la Chambre des représentants n'ont pas tenu compte de la critique émise par la section de législation du Conseil d'État à propos de cette disposition (limitation imposée à la compétence qu'a la magistrature debout qui, par contraste avec un fonctionnaire, est indépendante de l'autorité hiérarchique du ministre compétent d'apprécier elle-même, en tant que branche du pouvoir judiciaire, s'il y a lieu de poursuivre ou de proposer une transaction).
De kritiek van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State bij deze bepaling (beperking van de bevoegdheid van de staande magistratuur om zelf, als een geleding van de rechterlijke macht die, anders dan een ambtenaar, onafhankelijk staat van het hiërarchisch gezag van de bevoegde minister, oordeelt of vervolgd moet worden dan wel of een minnelijke schikking kan worden voorgesteld) heeft de regering en ook de Kamer van volksvertegenwoordigers naast zich neergelegd.