"4° Lorsque la Banque a des motifs sérieux de soupçonner que des actes enfreignant les dispositions de la Directive 2014/65/UE ou du Règlement 600/2014 sont ou ont été accomplis sur le territoire d'un autre Etat membre, elle en informe l'autorité compétente de cet autre Etat membre, l'Autorité européenne des marchés financiers ainsi que la FSMA d'une manière aussi circonstanciée que possible.
"4° Wanneer de Bank ernstige redenen heeft om te vermoeden dat er op het grondgebied van een andere lidstaat handelingen worden of zijn uitgevoerd die strijdig zijn met de bepalingen van Richtlijn 2014/65/EU of Verordening 600/2014, geeft zij hiervan op een zo specifiek mogelijke wijze kennis aan de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat, aan de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten en aan de FSMA.