À plusieurs reprises et par les lois des 7 mai 1999 et 7 juillet 2002, le législateur a essayé de mettre en place, pour l'ordre judiciaire, un régime disciplinaire efficace, rapide et adapté, permettant au citoyen d'avoir confiance en l'institution de la justice, tout en respectant la nécessaire indépendance des magistrats.
De wetgever heeft herhaaldelijk, door middel van de wetten van 7 mei 1999 en 7 juli 2002, getracht een efficiënt, snel en aangepast tuchtstelsel voor de rechterlijke orde in te voeren, dat de burger vertrouwen moest geven in het gerecht als instelling, zonder te raken aan de noodzakelijke onafhankelijkheid van de magistraten.