1. « Schendt artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, in de interpretatie volgens welke het aanvangspunt van de vijfjarige verjaringstermijn - waaraan die bepaling,
bij gebrek aan een andere door de wetgever vastgestelde termijn, de vordering onderwerpt tot betaling
van de vergoedingen voor blijvende arbeidsongeschiktheid die verschuldigd zijn als schadeloosstelling voor een beroepsziekte die is erkend in het kader van de op 3 juni 1970 gecoör
dineerde wet - moet worden bepaald o ...[+++]p de respectieve vervaldata van de genoemde vergoedingen die vervallen zijn vóór de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing waarbij uitspraak is gedaan over de datum van erkenning van de beroepsziekte, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het zou leiden tot een verschillende behandeling van :