1. Les États Parties coopèrent entre eux et avec les organisations internationales compétentes, selon qu'il convient, de façon à pouvoir recevoir, sur demande, la formation et l'assistance technique nécessaires pour améliorer leur capacité de prévenir, combattre et éradiquer la fabrication et le trafic illicites d'armes à feu, de leurs pièces, éléments et munitions, y compris une assistance technique, financière et matérielle pour les questions visées aux articles 29 et 30 de la Convention.
1. De Staten die Partij zijn, werken onderling samen en voorzover zulks nodig is met de bevoegde internationale organisaties, zodat zij op verzoek de vereiste opleiding en technische bijstand kunnen verkrijgen teneinde hun mogelijkheden te verbeteren om de ongeoorloofde vervaardiging van en handel in vuurwapens, de onderdelen, componenten en munitie ervan te voorkomen, te bestrijden en uit te roeien, daaronder begrepen technische, financiële en materiële bijstand met betrekking tot de aangelegenheden bedoeld in artikel 29 en 30 van het Verdrag.