Estimant qu'il n'est pas a priori contraire à l'éthique d'accorder un brevet sur des inventions impliquant des matières biologiques y compris des éléments d'origine humaine, le comité a néanmoins réaffirmé les principes spécifiques précisant la notion de respect de la personne humaine et susceptibles de préciser les conditions auxquelles la brevetabilité d'inventions concernant, d'une manière ou d'une autre des éléments d'origine humaine est admissible.
Hoewel het comité van mening is dat het verlenen van een uitvindingsoctrooi waarbij gebruik wordt gemaakt van biologisch materiaal, met inbegrip van delen van menselijke oorsprong, niet a priori ethisch onaanvaardbaar is, heeft het comité niettemin twee principes herbevestigd waaruit het respect voor de menselijke persoon blijkt en heeft het de voorwaarden gepreciseerd waaronder de octrooieerbaarheid van uitvindingen die op een of andere manier te maken hebben met delen van menselijke oorsprong, aanvaardbaar is.