Ainsi, le législateur a exclu du bénéfice de la loi l'outrage public aux moeurs à l'égard de mineurs (punissable d'une peine de six mois à deux ans d'emprisonnement); pourquoi, dès lors, n'a-t-il pas aussi exclu les hypothèses d'attentats à la pudeur, y compris ceux commis avec violence (faits punissables d'une peine de dix à quinze ans de réclusion avant correctionnalisation) ?
Zo heeft de wetgever de openbare schennis van de goede zeden jegens een minderjarige (strafbaar met gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar) van de toepassing van deze wet uitgesloten, maar vallen de aanranding van de eerbaarheid, met inbegrip van die waar geweld bij gebruikt werd (feiten die strafbaar zijn met opsluiting van tien tot vijftien jaar vóór correctionalisering) wel binnen het toepassingsgebied van de wet.