3. Les États membres peuvent désigner des zones ou agglomérations dans lesquelles il y a dépassement des valeurs limites fixées pour les PM10 du fait de concentrations de PM10 dans l’air ambiant provenant de la remise en suspension de particules provoquée par le sablage hivernal ou le nettoyage des routes, à condition que cela n'influe pas sur les niveaux de PM2,5.
1. De lidstaten mogen zones of agglomeraties aanwijzen, waar de grenswaarden voor PM10 worden overschreden door concentraties van PM10 in de lucht die toe te schrijven zijn aan de opwerveling van deeltjes ten gevolge van het strooien van zand en zout op de wegen in de winter of het reinigen van de wegen, mits de waarden voor PM2,5 er niet door worden beïnvloed.