« Art. 307. — Les supports de l'enregistrement qui ont été utilisés comme matériel d'enquête ou moyen de preuve au cours de l'information, de l'instruction et du jugement au fond de l'affaire pénale doivent en tout cas être conservés au greffe et ne peuvent être détruits qu'après expiration du délai de prescription de l'action publique ou de l'action civile lorsque celle-ci est postérieure, et, en cas de condamnation, après exécution totale ou prescription de la peine».
« Art. 307. — De beeld- of geluidsdragers die als onderzoeksmateriaal of als bewijsmiddel werden gehanteerd in de loop van zowel het opsporings- als gerechtelijk onderzoek, als in de loop van de behandeling van de strafzaak ten gronde, dienen in elk geval ter griffie bewaard te worden en kunnen slechts vernietigd worden na afloop van de verjaringstermijn van de strafvordering of van de burgerlijke rechtsvordering wanneer deze op een later tijstip valt en, in geval van veroordeling, na de volledige tenuitvoerlegging of verjaring van de straf».