5. Chaque État membre a le droit, sur son territoire, de délivrer des autorisations particulières pour des opérations de transport de marchandises dangereuses interdites par la présente directive ou effectuées dans des conditions différentes de celles établies par la présente directive, pour autant que ces opérations soient clairement définies et limitées dans le temps.
5. Elke lidstaat kan individuele vergunningen verlenen voor transporten van gevaarlijke goederen op zijn grondgebied die krachtens deze richtlijn zijn verboden of erin toestemmen dat deze transporten onder andere dan de in de richtlijn vastgestelde voorwaarden plaatsvinden, op voorwaarden dat deze transporten duidelijk zijn gespecificeerd en van tijdelijke aard zijn.