Se basant sur une jurisprudence constante de la Cour d'arbitrage (arrêt nº 46 du 11 février 1988, B.5.1. à B.6; arrêt nº 41/90 du 20 décembre 1990, B.3 et B.4; arrêt nº 40/92 du 13 mai 1992, B.3 et B.4), il considère la compétence attribuée par l'article 146 comme une compétence exclusive du législateur.
Steunend op een vaste rechtspraak van het Arbitragehof (arrest nr. 46 van 11 februari 1988, B.5.1. tot B.6.; arrest nr. 41/90 van 20 december 1990, B.3. en B.4.; arrest nr. 40/92 van 13 mei 1992, B.3. en B.4) beschouwt hij de bevoegdheid die door artikel 146 wordt verleend als een exclusieve bevoegdheid van de wetgever.