Les autorités judiciaires ou administratives d'un État contractant peuvent,
avant d'ordonner le retour de l'enfant, demander la production par le demandeur d'une décision ou d'une attestation émanant des autorités de l'État de la résidence hab
ituelle de l'enfant constatant que le déplacement ou le non-retou
r était illicite au sens de l'article 3 de la Convention, dans la mesure où cette décision ou cette attestation peut être obten
...[+++]ue dans cet État.
Alvorens de terugkeer van het kind te gelasten, kunnen de rechterlijke of administratieve autoriteiten van een Verdragsluitende Staat verlangen dat de verzoeker een beslissing of verklaring van de autoriteiten van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, overlegt, waarin wordt vastgesteld dat de overbrenging of het niet doen terugkeren ongeoorloofd was in de zin van artikel 3 van het Verdrag, voor zover een dergelijke beslissing of verklaring in die Staat kan worden verkregen.