En cas de réponse négative à la deuxième question, la Cour constitutionnelle devra examiner si les ratifications contenues aux articles 5 à 9 et 14 à 17 du décret attaqué, tout comme la procédure, prévue aux articles 1 à 4 du même décret, n'aboutissent pas à priver, à tout le moins les organisations de défense de l'environnement, du droit de contester les autorisations urbanistiques et environnementales au moyen d'un recours satisfaisant aux conditions fixées aux articles 3, paragraphe 9, et 9, paragraphes 2, 3 et 4, de la Convention d'Aarhus et 10bis de la directive 85/337/CEE.
In geval van ontkennend antwoord op de tweede vraag, zal het Grondwettelijk Hof moeten onderzoeken of de bekrachtigingen vervat in de artikelen 5 tot 9 en 14 tot 17 van het bestreden decreet, evenals de procedure bedoeld in de artikelen 1 tot 4 van hetzelfde decreet, niet ertoe leiden dat althans de milieuverenigingen het recht wordt ontzegd om stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen te betwisten door middel van een beroep dat voldoet aan de vereisten die zijn vastgesteld in de artikelen 3, lid 9, en 9, leden 2, 3 en 4, van het Verdrag van Aarhus en artikel 10bis van de richtlijn 85/337/EEG.