Il est certain que la procédure en matière de retenue de crédit d'impôts, en ce que le Ro
i, faisant usage du pouvoir qui Lui a été conféré par l'article 76 du Code de la T.V. A., a pris les dispositions contenues à l'article 8, § 3, alinéas 6 et 7, de l'arrêté royal du 29 décembre 1969,
est légitimement et raisonnablement justifiée par l'objectif poursuivi par le législateur dans un domaine
où la fraude et ses conséquences sont particulièreme ...[+++]nt furtives et clandestines.
Het staat vast dat de procedure inzake inhouding van belastingkrediet, doordat de Koning, gebruik makend van de bevoegdheid die Hem werd verleend door artikel 76 van het B.T.W.-Wetboek, de maatregelen heeft genomen die zijn vervat in artikel 8, § 3, zesde en zevende lid, van het koninklijk besluit van 29 december 1969, legitiem en in redelijkheid wordt verantwoord door de doelstelling die de wetgever heeft nagestreefd in een domein waarin de fraude en de gevolgen ervan bijzonder heimelijk en clandestien zijn.