19. demande l'adoption d'une stratégie plus adaptée selon le pays partenaire et ses faiblesses géopolitiques spécifiques, dans le respect de la notion de différenciation et du principe consistant à donner plus pour recevoir plus ainsi que
dans le cadre d'une coordination générale; est fermement convaincu que la profondeur et la portée des relations avec chacun des pays partenaires devraient tenir compte de l'ambition européenne du pays concerné, de son engagement à respecter les valeurs communes et des progrès accomplis en vue d'une harmonisation avec la législation européenne et évalués à l'aune de critères clairs et de leur bien-fondé
...[+++]; estime que l'architecture du partenariat oriental doit être orientée vers l'avenir et souple – du point de vue tant institutionnel que conceptuel – afin de créer des incitations à long terme pour tous les partenaires, y compris les plus avancés, et de continuer à approfondir leurs relations avec l'Union; estime en outre que le partenariat oriental ne devrait pas se porter uniquement sur des objectifs normatifs mais qu'il devrait aussi toucher les citoyens grâce à des méthodes dites ascendantes incitant l'opinion publique à prendre conscience des avantages de l'association envisagée; rappelle que l'évolution du partenariat dépendra des progrès réalisés et des efforts considérables accomplis en matière de respect des droits de l'homme, de réforme du système judiciaire, de réforme de l'administration publique, de lutte contre la corruption et de participation accrue des citoyens dans la prise de décisions des pouvoirs publics; 19. pleit voor een meer op maat geschoeide aanpak ten aanzien van de afzonderlijke partnerlanden, onder andere door beter rekening te houden met hun specifieke geopolitieke kwetsbaarheden, met inachtneming van het differentiatie- en het „meer voor meer”-beginsel, maar waarbij er ook spr
ake is van algemene coördinatie; is ervan overtuigd dat de diepgang en reikwijdte van de betrekkingen met elk partnerland zijn eigen Europese ambitie, zijn inzet voor gedeelde waarden en de geboekte vooruitgang bij de aanpassing aan de EU-wetgeving moeten weerspiegelen, hetgeen wordt afgemeten aan duidelijke parameters en aan zijn eigen verdiensten; is v
...[+++]an mening dat de architectuur van het Oostelijk Partnerschap toekomstgericht en flexibel moet zijn, zowel institutioneel als conceptueel, om te voorzien in stimulansen voor de lange termijn voor alle partners, inclusief de partners die het verst gevorderd zijn, en dus de betrekkingen met de EU verder te intensiveren; is voorts van mening dat het Oostelijk Partnerschap niet alleen aandacht moet schenken aan normatieve doelen, maar ook de burgers moet bereiken via bottum-upbenaderingen die als doel hebben om de voordelen van toekomstige aansluiting te verankeren in de publieke opinie; herinnert eraan dat de voortgang van het partnerschap afhankelijk zal zijn van de vraag of er vooruitgang wordt geboekt en of de landen zich aanzienlijke inspanningen getroosten op het gebied van eerbiediging van de mensenrechten, hervorming van de rechterlijke macht, hervormingen van de overheidsadministratie, bestrijding van corruptie en grotere participatie van de burgers in de openbare besluitvorming;