Dans son arrêt du 13 novembre 1996, la Cour d'arbitrage estima que l'article 1410, § 2, 5º, tel qu'interprété par la Cour de cassation comme visant à préserver la créance des médecins à l'égard des mutuelles, constituait une discrimination inconstitutionnelle à l'égard d'autres indépendants dont les revenus étaient entièrement saisissables.
In een arrest van 13 november 1996 oordeelde het Arbitragehof dat artikel 1410, § 2, 5º, zoals geïnterpreteerd door het Hof van Cassatie, als strekkende tot bescherming van de schuldvordering van geneesheren op de ziekenfondsen, een ongrondwettelijke discriminatie uitmaakte ten opzichte van andere zelfstandigen van wie de inkomsten geheel beslagbaar waren.