33. se félicite des progrès constants, bien que timides, vers un
meilleur équilibre entre hommes et femmes dans la participation au PC7, étant donné que la diversité est un facteur important de créativité et d'innovation; souligne que les chercheurs féminins ont tendance à travailler à des projets et tâches de recherche de moindre dimension, et faisant l'objet d'une moindre publicité, et qu'un «plafond de verre» hautement problématique semble exister pour les chercheurs féminins, avec pour conséquence une diminution de la proportion de chercheurs féminins aux niveaux de responsabilité élevés, comme le montre également le faible nombre d
...[+++]e chercheurs féminins sélectionnés pour les bourses de recherche pour scientifiques expérimentés de l'ERC; convient que les mesures visant à stimuler la participation des femmes devraient être renforcées tout au long des cycles de vie de projets (avec une attention particulière pour des horaires flexibles, de meilleurs services de garderie, des prestations de sécurité sociale et un congé parental) et que la Commission devrait revoir son approche visant à promouvoir les femmes scientifiques et s'appliquer à inciter les États membres à remédier aux disparités entre les hommes et les femmes; souligne que l'objectif d'une participation de 40 % des femmes aux programmes et dans les comités consultatifs devrait être mis en œuvre avec diplomatie; demande à la Commission d'instaurer un comité transversal pour mener des contrôles et fournir des conseils en matière de représentation des femmes dans le domaine de la recherche et pour élaborer un plan d'action pour l'égalité entre les hommes et les femmes, tel que recommandé dans l'évaluation ex post du PC6; demande aux universités et aux institutions européennes de promouvoir les sciences en tant que domaine attrayant pour les deux sexes dès le début du cursus scolaire, en faisant du chercheur de sexe féminin un modèle à suivre; 33. is verheugd over de gestage maar bescheiden vorderingen in de richting van een evenwichtiger participatie van mannen en vrouwen in KP7, aangezien diversiteit belangrijk is voor de creativiteit en de innovatie; wijst erop dat vrouwelijke onderzoekers over het algemeen aan kleinere, minder geprofileerde onderzoeksprojecten en -taken werken, en dat er sprake lijkt te zijn van een bijzonder moeilijk te doorbreken „glazen plafond” voor vrouwelijke onderzoekers, hetgeen resulteert in een met de leeftijd afnemend percentage vrouwelijke onderzoekers, zoals ook blijkt uit het geringe aantal vrouwelijke onderzoekers dat geselecteerd wordt voor de ERC-subsidie voor prominente onderzoekers; is het ermee eens dat de participatie van vrouwen over d
...[+++]e gehele levenscyclus van projecten moet worden bevorderd (waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan flexibele werktijden, betere kinderopvang, sociale voorzieningen en ouderschapsverlof) en dat de Commissie zich krachtiger moet inzetten voor de ondersteuning van vrouwelijke wetenschappers en de lidstaten ertoe moet zien te bewegen met oplossingen te komen voor genderkloven; benadrukt dat aan de 40%-doelstelling voor vrouwelijke participatie in de programma- en adviescommissies op een correcte manier uitvoering moet worden gegeven; verzoekt de Commissie een multidisciplinaire commissie in te stellen voor de controle op en adviesverstrekking inzake de representatie van vrouwelijke onderzoekers en een genderactieplan te ontwikkelen zoals wordt aanbevolen in de ex-postevaluatie van KP6; roept universiteiten en EU-instellingen ertoe op om wetenschap al vanaf het eerste onderwijsstadium als een voor beide seksen interessant studiegebied te promoten door vrouwelijke onderzoeksters als rolmodel te introduceren;