CHAPITRE III. - Caractère familial des exploitations et réponse de la filière aux attentes de la société Art. 7. Lorsque la production de céréales panifiables destinées à la production de pain de qualité différentiée est assurée par un agriculteur personne physique ou par une association d'agriculteurs personnes physiques, ils fournissent avec leurs parents aux premier et deuxième degrés au moins 50 % de la main-d'oeuvre nécessaire à la production de céréales.
HOOFDSTUK III. - Familiaal karakter van de bedrijven en antwoord van de keten op de verwachtingen van de maatschappij Art. 7. Als de productie van bakwaardige graangewassen voor de productie van brood van gedifferentieerde kwaliteit waargenomen wordt door een landbouwer natuurlijke persoon of door een vereniging van landbouwers natuurlijke personen, verschaffen zij met hun verwanten in de eerste en tweede graad minstens 50 % van de arbeidskrachten die nodig zijn voor de productie van graangewassen.