3. Les États membres veillent à ce que tous les clients résidentiels et, lorsqu'ils le jugent approprié, les petites entreprises (à savoir les entreprises employant moins de 50 personnes et dont le chiffre d'affaires annuel n'excède pas 10 millions d'euros) bénéficient du service universel, c'est-à-dire du droit d'être approvisionnés, sur leur territoire, en électricité ou en services énergétiques physiques d'une qualité bien définie, et ce à des prix abordables, aisément et clairement comparables et transparents.
3. De lidstaten waarborgen dat alle huishoudelijke afnemers en, indien zij dat dienstig achten, kleine ondernemingen, namelijk ondernemingen die minder dan 50 personen in dienst hebben en een jaaromzet of een financiële balans van ten hoogste EUR 10 miljoen, aanspraak kunnen maken op universele dienstverlening, dat wil zeggen het recht op levering van elektriciteit of van materiële energiediensten van een bepaalde kwaliteit tegen betaalbare, eenvoudig en duidelijk vergelijkbare en doorzichtige prijzen op hun grondgebied.