33. constate que, s'il est variable, le coût d'une période de session ordinaire de 5 jours à Strasbourg est environ 33% supérieur à ce qu'il est à Bruxelles, ce à quoi s'ajoutent d'autres coûts nettement plus élevés liés aux bâtiments, aux frais d'hébergement, etc.; reconnaît que la décision relative aux lieux de réunion du Parlement est inscrite dans le traité, mais contre la volonté du Parlement; charge son secrétaire général de fournir à la Convention une analyse circonstanciée du coût du maintien des trois lieux de travail;
33. merkt op dat zelfs de variabele kosten van een gewone 5-daagse vergaderperiode in Straatsburg 33% hoger zijn dan in Brussel, afgezien van andere, nog veel hogere kosten voor gebouwen, hotelrekeningen, enz; erkent dat het besluit over de vergaderplaatsen van het Parlement is vastgelegd in het Verdrag, maar tegen de wil van het Parlement; geeft de Secretaris-generaal opdracht de Conventie een gedetailleerde analyse over de kosten van de handhaving van drie vergaderplaatsen te doen toekomen;