Le juge a quo souhaite savoir si l'obligation de principe de prévoir un jour de repos hebdomadaire viole le principe de la liberté de commerce et d'industrie, en ce que les articles 8 et 9 de la loi précitée sont uniquement applicables aux commerces de détail et affectent donc davantage les commerçants qui exercent leur activité via un point de vente physique, en contact direct avec le consommateur.
De verwijzende rechter wenst te vernemen of het principiële gebod van een wekelijkse rustdag het beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid schendt, doordat de artikelen 8 en 9 van de voormelde wet enkel van toepassing zijn op de kleinhandel en dus in grotere mate de handelaren raakt die via een fysiek verkooppunt, met rechtstreeks contact met de consument, handel drijven.