Le législateur de 2006 est parti du principe que, si une telle institution était constituée sous la forme d’une ASBL et, en fonction de circonstances, n’était pas soumise à l’impôt des personnes morales mais à l’impôt des sociétés, il y avait lieu de l’exonérer de la taxe annuelle compensatoire des droits de succession.
De wetgever ging er in 2006 van uit, dat als een dergelijke instelling opgericht zou zijn in de vorm van een VZW, en zij wegens omstandigheden niet aan de rechtspersonenbelasting, maar wel aan de vennootschapsbelasting onderworpen zou zijn, zij vrijgesteld diende te worden van de jaarlijkse taks tot vergoeding der successierechten.